Verlangen naar wat nooit had zullen zijn

IMG_0862

Soms verlang ik naar het ideale gezin, naar die relatie met die man waar ik na 37 jaar nog van houdt, met wie ik wel onenigheid maar nooit ruzie heb. Dan verlang ik naar het hebben van een vakantiehuisje aan zee waar ik elk weekend en elke vakantie met mijn man en kinderen naar toe ga, wat ik heb ingericht met wrakhout en als we dan terug komen in ons DIY (do it yourself) huis waarin we zelf de meubels hebben opgeknapt, dan kruipen we lekker tegen elkaar aan bij de open haard elke avond, want het verveeld nooit en op zondagmorgen krijg ik dan ontbijt op bed. We hebben drie hartstikke leuke kinderen met blonde haren, een meisje en twee jongens, of twee meisjes en een jongen? Een tweeling misschien?

Ik lees over ze in tijdschriften en slik een brok weg. Verdriet omdat Aart en ik dat niet meer hebben, een gevoel van heimwee naar toen. Dat ideale gezin van de boekjes waar je brokken van krijgt in kelen bij het lezen. Maar het is niet waar, het klopt niet. Wij hadden niet dat ideale gezin en de kans dat we dat wel zouden krijgen was echt nihil, zo zaten wij gewoon niet in elkaar.

Ten eerste was daar het leeftijdsverschil, natuurlijk kan ik dat romantiseren, oh hij was zo jong van geest. Maar dan lieg ik, hij was gewoon Aart, 55 jaar al wilde hij daar echt niks van weten. Hij vond zichzelf een oude lul en eerlijk gezegd was hij dat af en toe ook. Mijn lieve oude lul, dat wel en gelukkig bleef hij in vele opzichten ook nog gewoon die kleuter die hij altijd al in zich had. Dan stelde hij zich aan als een klein kind met een heel hoog stemmetje, soms vroeg hij of hij bij zijn vriendjes mocht spelen. Natuurlijk had hij mij toestemming niet nodig, maar of ik hem dan ook wilde brengen en halen. Hij ging met soldaatjes spelen, gelukkig maar, dan had ik ook af en toe even het huis voor mezelf alleen.

Ruzie hadden we zeker wel, toen we samenwoonden in een behekst eenkamerappartementje 3-hoog achter in Amsterdam maar ook toen we gewoon in een eengezinswoning trokken met zijn tweetjes en alle ruimte hadden. Dan was ik boos omdat hij niet praatte en hij praatte niet omdat hij boos was dat ik boos was. Dat was geen onenigheidje, dat was gewoon vuurwerk met vonken en duizendklappers. Niet dat Aart zo van dat vuurwerk was, die hield liever zijn mond en dan kreeg hij van mij die duizendklapper, want ik kon daar niet zo goed tegen. En ruzie over troep, hij was boos op mij dat ik er zo’n zooi van maakte, ik weer boos op hem dat hij niet een beetje meehielp. Ja, we hebben heel wat tropenjaren gehad, een wonder eigenlijk dat we überhaupt ooit nog aan trouwen en een kind toe zijn gekomen zou je bijna zeggen.

Elke avond samen tegen elkaar aan bij de openhaard zat er ook niet zo in bij ons. Eigenlijk zaten we zelden samen beneden. Aart haatte televisie en van de openhaard krijg ik prikogen en gaat het stinken in huis. We waren wel bijna elke dag samen thuis dus misschien was het ook wel ter voorkoming van al te veel ergernissen. Ik zat dan in mijn atelier en hij op zijn werkkamer een verdieping hoger. Regelmatig kwam hij langs gewandeld om even bij me te buurten of riepen we om beurten dingen naar elkaar door onze open deuren. Andere keren kroop ik in de leunstoel naast zijn bureau en kletsen we. Soms stuurde hij me weer weg als hij moest werken en dan smeekte ik hem of ik mocht blijven als ik heel stil zou gaan zitten lezen. Mijn smeekbedes was hij niet tegen opgewassen dus dat mocht altijd. Soms lukte het me wel om me te begraven in een boek maar regelmatig verzuchte Aart na een uur dat ik toch weg moest (“je moet weg” zei hij dan letterlijk). Niet kletsen is best moeilijk hoor als je naast zo’n leuke man zit die je van alles wil vertellen!

Dat vakantiehuisje droomden we vaak van, maar eigenlijk waren we totaal ongeschikt voor zoiets. Een huisje aan zee, waar hij kon gaan schrijven en ik illustreren. Waar we de hele zomer zouden doorbrengen. Ja dromen hadden we genoeg samen maar meestal kwam er bar weinig van terecht. Een combinatie van mijn gebrek aan aandacht, ik was in het begin altijd enthousiast maar als iets niet gelijk van de grond kwam vergat ik het gewoon weer, en zijn gebrek aan initiatief. Ja, hoe zeer hij ook een gentlemen was die deuren voor me open hield, mijn jas aanpakte en mijn stoel aanschoof, intitiatief nam hij bijna nooit. Ik was degene die hém verraste met een nachtje weg, die voorstelde om ergens te gaan eten of om er op uit te gaan, die hem ontbijt op bed bracht en die voorstelde om op reis te gaan of op vakantie en die dat vervolgens uitzocht én boekte. Hoezo romantisch?

Maar hoe verschillend we ook waren, we waren wel gewoon verschrikkelijk verliefd op elkaar in het begin. En naarmate die jaren vorderden veranderde verliefd langzaam in lief. Hij werd liever voor mij, praatte wat meer, ik liever voor hem, dan vroeg ik of hij iets wilde terugzeggen vóór ik zou ontploffen. En naarmate we beter met elkaars kronkels om konden gaan gingen we steeds meer van elkaar houden. We kropen bijna in elkaar en hadden het goed samen. Aart zou trouwens braken als hij deze laatste zin had gelezen. Zondagochtend kreeg ik meestal geen ontbijt op bed, maar deden we andere hongerige dingen.

Als we samen op reis of vakantie waren dan waren we op ons best. Geen beslommeringen van thuis, ergernissen over elkaars troep, niet hoeven koken of huishouden of rekeningen betalen maar gewoon alleen maar genieten en bij elkaar zijn. We konden heel goed bij elkaar zijn. Toen we eens de hele maand september rondreisden weken we nauwelijks van elkaars zijde. Niet dwangmatig, we genoten juist heel erg van elkaars aanwezigheid en van elkaars genieten. Nog steeds moest ik Aart nog ongeveer de berg op slépen, maar we deden het wel. Achteraf was hem die berg op slepen tamelijk riskant, hij had waarschijnlijk toen al dat aneurysma en andere hart- en vaatproblemen, maar gelukkig waren wij (lang) in onwetendheid.

En initiatief nam hij ook op het juiste moment toen hij midden in een van mijn befaamde huilbuien voor me op de grond op zijn knieën ging zitten en me ten huwelijk vroeg. Ik mocht vervolgens het hele huwelijk regelen, maar hé, wat wil een vrouw nog meer? En trouwen met Aart was ook heel romantisch, wie wil er nou niet met een gentleman trouwen? En toen kregen we ook nog een kind!
Het einde had moeten zijn: toen leefden ze nog lang en gelukkig. Maar het werd, helaas zoals we elkaar beloofden bij ons huwelijk: tot de dood ons scheidt. En nu mis ik mijn rare niet zo ideale echtgenoot en het maffe maar dolgelukkige gezin dat wij waren gaan vormen. En droom ik stiekem over hoe het nooit had kunnen zijn want niemand kan bewijzen dat het niet zo was geworden.