Van die dagen

Ik word wakker met de gedachte aan Aart. Terwijl ik onder de douche sta zie ik het beeld van Aart op de medium care voor me. Ik probeer wakker te worden en de beelden van me af te schudden maar het lukt niet. Terwijl het warme water troostend over mijn schouders spoelt denk ik terug aan toen. Aan hoe ik kokhalzend naast zijn bed op de medium care stond omdat hij allemaal viezigheid op zijn beademingsmasker had zitten. Ik vond het zo erg dat ik moest kokhalzen, maar ik kon er gewoon niet naar kijken, ik heb het uur volgemaakt door ergens anders naar te staren, met tranen in mijn ogen. Ik was zwanger en gewoon erg gevoelig wat dat betreft, ik stond regelmatig te kokhalzen en had zelfs staan spugen in de parkeergarage van het ziekenhuis. De spanning hielp natuurlijk ook niet mee.
Ik denk terug aan die ochtend dat ik stond te spugen in de parkeergarage, ik had in een hotel geslapen, het was vroeg en ik had nauwelijks gegeten. De zwangerschapsmisselijkheid was een maand of anderhalf daarvoor al over gegaan, maar helaas was ik op dat gebied nog wel een stuk gevoeliger dan anders. Ik liep in de parkeergarage op weg naar mijn Aart die daar lag te wachten tot hij om 7 uur ’s ochtends naar de operatiekamer gebracht zou worden voor ik weet niet hoe lang. Toen ik halverwege was voelde ik ineens dat ik erg misselijk werd, ik wist dat ik moest eten en koos er voor om terug te rennen naar de auto waar ik eten had. Helaas was het te laat en achter de auto spuugde ik wanhopig uit wat ik nog in mijn maag had zitten. Gewapend met wat eten in mijn hand ging ik vervolgens gauw richting Aart, geen tijd te verliezen, ik kon nog maar heel even bij hem zijn voordat ze een zo grote operatie zouden doen dat ik niet eens zeker wist of hij daar wel levend uit zou komen.
Ik nam geen afscheid, maar in gedachten wel, ik bleef sterk voor hem, ik had de dag daarvoor de paniek in zijn ogen gezien. Dood gaan was zó niet het plan.
Het is gek, eens in de zoveel tijd komen al die gevoelens en gedachten weer even om het hoekje spieken. Ik leef mijn leven elke dag, met mijn nieuwe liefde, onze twee lieve kinderen, ik doe de dingen die ik moet en die ik wil. Ik voel me niet meer elke dag zo reddeloos verloren, ik voel me eigenlijk zelden nog reddeloos verloren, misschien wel niet. Maar toch, af en toe, bekruipen ineens die gedachten mij over tijden die ik het liefst zou willen vergeten.
Het is ook niet gek, het is er de tijd van het jaar voor en alles herinnert mij daaraan. Sinterklaas, de dag voor de grote operatie, toen ik nog een stuk marsepein bij hem bracht en een chocoladesinterklaas. De kerstboom opzetten, wat ik dat jaar thuis niet deed omdat ik de gedachte dat hij er niet was niet kon verkroppen. Dus deed ik thuis net alsof het een periode was als alle anderen. De kerstboom opzetten ook omdat hij er het jaar daarop niet meer was om al onze knotsgekke verzamelde kerstballen er weer in te hangen.
Maar ook de lucht, de kou, het donkere van de dagen, het sombere weer, het doet me denken aan toen. Toen viel er sneeuw op 6 december, behoorlijk veel ook, ik moest voorzichtig rijden.

Ik zou graag afscheid nemen van mijn herinneringen aan die periode, ze in een verre hoek parkeren. Ik zou graag alleen maar aan Aart willen denken zoals hij voor die periode was. Mijn lieve mopperende en humoristische Aart die met veel enthousiasme dingen wilde uitleggen, die over onderwerpen schreef waar ik heel eerlijk gezegd vaak geen fluit van begreep, omdat de geschiedenis er van rijke van ver voor mijn tijd.
Ik denk gelukkig ook vaak op die manier aan hem terug, dat is voor de normale dagen, de normale gelukkige herinneringen en soms de normale iets minder gelukkige dingen, want we hadden natuurlijk net als ieder ander stel gewoon ups en downs.
En dan op de bijzondere dagen, dan komt de rest. Zoals het ook hoort want die herinneringen zijn er nu eenmaal omdat wat gebeurd is is gebeurd.

Ik denk terug aan die nacht dat ik logeerde bij lieve vrienden, vlak na de operatie, het was niet goed gegaan en Aart was heel snel nog een keer geopereerd. Hij lag in coma op de intensive care, of misschien was hij al net een beetje wakker en naar de medium care verhuisd, dat weet ik niet meer precies. Maar ergens in die nacht dat ik wakker lag voelde ik ineens een plopje. En later nog een plopje. Het voelde alsof iemand stiekem aan de binnenkant van mijn buik aan mijn vel trok het terug liet veren: ‘plop’. Is dit mijn kindje? Dacht ik voorzichtig. Nog een paar plopjes later wist ik het eigenlijk wel zeker. Eindelijk voelde ik zelf ook leven in mijn al behoorlijk dikke buik. Die buik die in die week ook ineens heel hard groeide zodat ik aan het einde van de week veel dikker weg ging dan ik was gekomen. Misschien wel door de liefdevolle zorg van mijn vrienden.
Ik voelde me ineens niet meer alleen in de nacht, hoewel ik van de stress niet goed kon slapen genoot ik van het intieme moment met mijn nog ongeboren kind. Het eerste teken van leven, leven zo dicht bij de dood van zijn vader. En ik voelde zo veel liefde voor beiden.

En deze gedachte doet mij beseffen dat de liefde mij dit alles heeft laten doorstaan. De liefde hield mij overeind, gaf mij de krachten van een supervrouw, liet mij dingen doen die ik nooit gedacht had te kunnen doen of te kunnen doorstaan. De liefde voor die man die daar zachtjes lag dood te gaan al wisten we dat toen nog niet zeker, de liefde voor de man die zo dichtbij die dood was, die bang was ook. Die liefde hield mij overeind maar ook de liefde voor dat kleine mensje verstopt in mijn buik achter mijn placenta. De liefde die een enorme aanloop nam toen ik hem die eerste keer voelde drie jaar geleden. Toen ik ineens niet meer alleen was maar met zijn twee.
Die liefde die mij ook overeind hield in de tijd nadat Aart was overleden. het besef dat ik iets had om voor te leven. En uiteindelijk ook de nieuwe liefde die mij weer kracht gaf, die me het gevoel teruggaf om liefgehad te worden. Geliefkoosd word ik en daarom kan ik dit schrijven met alleen een brok in mijn keel en de mogelijkheid te kijken naar de pijn van toen zonder er nu door weggespoeld te worden. Want het is nu niet meer toen en het is ook niet meer als toen. En als ik verdrietig ben dan zijn er stevige armen om in weg te kruipen en een zoen van liefde droogt dan mijn tranen. Ja, zo is het nu.

Vernietmeerjaardag #3

Ik zit aan tafel achter mijn laptop, naast me op de grond speelt Lucas, 2,5 jaar is hij alweer en hij kletst honderduit. “lopen, lopen, lopen” hoor ik hem zeggen terwijl hij met een duplopoppetje over zijn net gebouwde toren wandelt.
Ondertussen dwaal ik in gedachten even weg naar Aart. Vandaag is de derde verjaardag die hij niet meer viert. Hij zou verheugd zijn geweest dat hij dat niet meer hoefde te vieren want dat ouder worden vond hij vreselijk. En hij zou best oud geworden zijn nu als hij nog geleefd had. Ouder dan hem lief was eigenlijk. Wat dat betreft zou je kunnen stellen dat het misschien wel beter is zo. Maar ja wat is beter, want was het niet ook beter geweest als hij er gewoon was geweest om die leuke voorleespapa voor Lucas te zijn?

Het is ook Lucas die me regelmatig doet beseffen dat Aart er niet meer is. Dan kijk ik in twee ondeugende ogen, die best wel lijken op die van zijn vader en dan besef ik dat hij zijn vader niet kent. Dat hij niet weet wie Aart was of wat Aart was. Hij kan nu naar de foto’s van Aart wijzen en zeggen: kijk papa Aaarrrrt, de r onhandig uitgesproken met een aardappel onder zijn tong. En soms vertel ik er dan bij dat papa Aart dood is, dan kijkt hij me serieus aan en zegt: ‘Ja papa Aart dood he’ om vervolgens vrolijk over te gaan op de orde van de dag. Gelukkig ook maar, hij is vrij en onbezorgd. Hij draagt niet de last van het verlies, hij kent het niet.
Dus draag ik zijn verlies bij het mijne in mijn hart, voel ik verdriet om wat er nooit geweest is, wat Lucas niet heeft verloren. Maar wat er wel geweest had kúnnen zijn en wat zo mooi had kunnen zijn. Papa Aart zou voorlezen en diepzinnige gesprekken voeren met ‘zijn zoon’, die alles na zou praten, de woorden proevend in zijn mond. Hij zou trots zijn en zeggen dat hij geweldig was, net zoals hij altijd trots was op zijn andere zoons. Hij zou over hem opscheppen en met hem knuffelen. Hij zou hem het woord onbetamelijk hebben geleerd. Hij zou hem verteld hebben dat hij van hem houdt elke keer opnieuw.

Het is ook gek om zo te denken, want het is er niet, het is er nooit geweest. Voor Lucas niet, voor Lucas bestaat de tijd uit gisteren en uit vandaag. Slechts gevoelens zijn de wazige herinneringen over vroeger. Dat er van hem gehouden is, altijd, dat zit in zijn bestaan.
Lucas zegt nu ‘papa’ tegen iemand anders, tegen mijn lief die ook echt zijn papa is. Die voor Lucas zorgt, hem troost als hij verdrietig is, knuffelt als hij naar bed gaat, poepluiers verschoont en zijn kleren wast. Die hem zelfs voorleest, elke dag weer, als een echte voorleespapa. Wel een beetje een dyslectische, soms produceert hij vreemde woorden, maar hij vindt het net zo belangrijk.

Ondertussen stapelt Lucas de duploblokjes steeds hoger terwijl hij zegt: ‘plakken, plakken, nog meer plakken’, hij praat honderduit. Hij pakt een auto en zegt: “de auto gaat even over meenemen, hij gaat helpen, er is puur (vuur), kijk eens, klik klak, klik klak, oh pallen (vallen)”. En ware spraakwaterval. En dan pakt hij een poppetje en zegt: “kijk papa, ga maar even zitten papa” en daarna pakt hij een ander poppetje en zegt: “kijk en dat is mama, mama ook zitten”.

Zijn leven is mooi, zijn leven is gewoon zoals het is, met een papa en een mama en een zusje waar hij gek op is. En er is ook een dooie papa en de mama van zijn zusje is ook dood. Zo is het gewoon, niks verdrietigs aan. Voor hem dan.

Gefeliciteerd Aart met je 3e vernietmeerjaardag. Ik ben alweer vergeten hoe oud je nu zou zijn geweest. Dat zou je wel deugd doen denk ik. We beginnen maar gewoon opnieuw met tellen, je sterven is nog zo jong. En het voordeel van vernietmeerjaardagen, wat niet is kun je eindeloos blijven tellen.

Onrijpe droom

Vijgenendruiven
Lonkend kijken de onrijpe vijgen en de volle trossen nu nog felgroene druiven me aan van onder hun bladerdak. Zou het helpen ze rijp te kijken? Zou het helpen om elke dag met ze te praten?
Jarenlang had ik een droom, een ware meisjesdroom? Nou ook ik overdrijf schromelijk, maar ergens in de schooltuintjes is ooit wel het zaadje gepland voor mijn verlangen.
Oké genoeg wollig geleuter, ik zou zo graag willen kunnen eten uit mijn eigen tuin, heerlijke sappige vruchten, kruiden en het liefst nog veel meer. Ooit op een Hilversum dakterras had ik tomaten, die nooit rijp werden, had ik wortels, die echt heerlijk waren, had ik radijsjes, die ik zelf niet eens lust en had ik een heleboel mislukte dingen omdat ik te laat was met oogsten, niet op tijd met water geven en meer van dat soort dingen.
Ook in later huizen, die wel voorzien waren van tuin, heb ik geprobeerd her en der eens wat eetbaars uit de grond te kijken. Helaas meestal met teleurstellend resultaat. Toch ben ik altijd blijven dromen, dromen van een iets realistischere moestuin. Een tuin met struiken met bessen, bramen, frambozen, zoiets. En een tuin met eetbare vruchtenbomen, ik zag ze al hangen, de overheerlijke pruimen, verrukkelijke appels en het liefst natuurlijk vijgen. Ik plante eens een bessenstruik, na drie jaar vertoonde hij een schamel trosje bessen. Zwarte bessen! Bah bah bah, zwarte bessen.
En in mijn nieuwe tuinplan stond langs de schutting leifruit gepland. Stond, want toen het duidelijk werd dat ik daar niet voor eeuwig zou blijven wonen heb ik de tuin netjes laten beplanten, maar alle uitspattingen eruit gelaten, geen leifruit voor mij.
En nu, nu hangen er grote onrijpe pruimen aan de boom van mijn nieuwe thuis, hangen er druiven te wachten tot het, weet ik veel, september is of zo.
En ineens moet ik denken aan Aart, aan het leven wat ik nu begin helemaal zonder hem. Aart die bijna een dansje maakte bij die wortels van het Hilversumse balkon. Zulke lekkere wortels had hij nog nooit gegeten. Je kunt er maar blij van worden. En ik moet denken aan de vijgen die we samen kochten in Istanbul waar we een week rondfietsten op onze vouwfietsjes tijdens onze reis door zuid-oost Europa. We kochten vijgen in grote aantallen, want we waren er beiden gek op. In het bloedhete weer werden ze nogal snel overrijp dus op een goed moment hadden we een hele zak uit elkaar vallende vijgen die we zo goed en kwaad als het ging probeerden op te eten op de kade aan de overzijde van het toeristische deel van Istanbul. Een vrouw, een ronde oudere dame met zo veel lagen kleding aan dat het lastig was in te schatten hoe rond nu eigenlijk, kwam naast ons zitten. Ze praatte tegen ons maar we verstonden er natuurlijk vrij weinig van. Toch was het gezellig, we lachten over en weer en ik bood haar vijgen aan die ze afsloeg. Toen ze mij de 3e vijg in mijn mond zag stoppen keek ze me bezorgd aan, met handen en voeten wist ze me duidelijk te maken dat ze zich zorgen maakte over mijn darmen, dat ik wel eens buikpijn zou kunnen krijgen van zo veel vijgen. Ik nam de raad van het lieve vrouwtje ter harte en stopte de vijgen weg.
Straks zijn al die vijgen rijp, ik kan ze toch niet zo maar laten verrotten? Ik ben dol op vijgen! Hoe veel zou je er kunnen eten voor je buikpijn krijgt? Gek dat Aart er niet is om ze te helpen eten en om honderd recepten te bedenken met vijg. Gek dat ze niet in ‘onze’ tuin staan maar in een ‘onze’ tuin waar Aart geen onderdeel van dat ‘onze’ is. Onze is nu een gezin met een andere lief, een hele lieve lief met een vijgenboom in de tuin. Gelukkig!
Ik schud eens zachtjes aan de vijgenboom, niks… Dan wat harder, nog niks. Ergens bovenin zie ik een groenpaarse vrucht hangen, veel te ver weg en vast nog niet rijp genoeg, ik schud nog wat harder. Niks.

Déjà vu

Daar zit ik dan, in het holst van de nacht. Ik kan niet slapen, zoals ik afgelopen jaren wel vaker halve nachten gewoon niet kon slapen. Gewoon omdat er veel te veel gebeurde in mijn woelige leven. Schrijven het beste medicijn tegen niet slapen. Daar zit ik dan…

Vandaag, of nee, gisteren natuurlijk want we zijn middernacht al lang voorbij, gisteren was het Aarts tweede sterfdag. Waarschijnlijk had ik bedacht dat het dit jaar niets voor zou stellen die dag, dat het maar gewoon een datum was als al die anderen en dat ik nu ik zo veel geluk heb gevonden ook die dag wel fluitend door zou fietsen. Niet dat ik tegenwoordig ineens alles fluitend doorfiets, maar meestal ben ik dat een paar dagen later alweer vergeten. Ik plande de dag vol met afspraken en klussen in mijn oude huis, ons oude huis.
De afgelopen week fietste ik al minder fluitend, ik voelde me donkerder worden van binnen, het verdriet sloop stiekem naar binnen. En gisterenavond, oh nee, eergisterenavond, de avond voor de dag dus zeg maar, brak ineens mijn voorraadpot met tranen en liep in één keer leeg.

Twee armen waren daar om mij te ondersteunen, ze sleepten me naar de kamer van Lucas waar ik stilletjes even keek, over zijn wang streelde en toen mijn snikken onderdrukkend weer naar buiten rende. Zoveel onwetendheid en onschuld, slapen zonder zorgen. Mijn lieve kind, ik hoop dat je nog lang onbezorgd zult slapen. Dat je straks weet dat jouw papa dood is, maar dat je gewoon toch gelukkig bent. Gelukkig met die nieuwe armen die ik voor mezelf en voor jou gevonden heb. Iemand die de naam papa ook verdiend en omdat jij dat ook verdiend.

Bij het wakker worden op die tweede sterfdag besefte ik me dat het inderdaad een dag was als alle anderen, maar wel een verdrietige dag. Ik voelde die brok in mijn keel nog zachtjes knijpen en duwen, de tranen in mijn ogen klaar om bij te springen indien nodig. Maar ook met de al geplengde tranen als verzachting van het feit dat ik vandaag gewoon hard aan de bak moest, alsof er niet aan de hand is vandaag. Dus dat deed ik.

Ik reed door de file naar Amersfoort en ging aan de slag.

Tot een uur of halfelf, ik weet het niet meer precies, de klok was op dat moment mijn laatste zorg. Ik was al gebeld door de keukenman over de planning en op het scherm stond de naam van mijn nieuwe lieve armen. Vrolijk nam ik op, maar hij was het niet zelf, het was een collega.

Ik wist het gelijk, hier is iets niet goed. Stop, ik wil dit niet. Maar ze vertelde me dat hij onwel was geworden tijdens een vergadering, gewoon weggezakt, dat het even geduurd had en dat ze 112 gebeld hadden. Nee niet 112! Geen ambulance alsjeblieft was mijn gedachte. Ik wilde in Amersfoort blijven, veel praktischer en logisch ook toch? Ik bedoel, straks hoefde hij helemaal niet mee, of bleek er gewoon een boertje dwars te zitten of zo. Ik heb echter natuurlijk gelukkig ook nog verstand en gevoel, dus ik ging. Op weg naar mijn lief om hem te steunen. Hoe bang ik stiekem ook was om straks te horen: “ja het is zijn hart, het is helemaal niet goed”. NEE, NEE, NEE!

Goddank het was niet zijn hart, het was ook geen andere direct levensbedreigende aandoening. Maar er is wel iets mis gegaan in zijn hoofd, een insult. Nu volgen verdere onderzoeken, maar de neuroloog maakt zich niet direct grote zorgen. Ik wel natuurlijk, stiekem. Want stel nou dat…stel nou dat ze straks zeggen: “het is niet goed mevrouw, het leek niet zo erg maar dat is het wel”.

NOU DAN ZAL IK ERVOOR GAAN OOK. Mij krijgen ze er heus niet onder met een paar ambulances, hartfilmpjes, MRI’s en onderzoeken meer of minder. Maar ik schrik me wel het apenzuur en ik wens echt écht met heel mijn hart dat ik dit nooit meer mee hoef te maken.

Dus laten we nu dan wel even afspreken dat er over een paar weken geen vervelende dingen uit de onderzoeken komen, dat het gewoon klaar is na het ultimatum van drie maanden niet mogen rijden, niet alleen mogen badderen en dat soort ongein. Gewoon klaar ja!

Doosje gezin

Al heel snel nadat Aart was overleden realiseerde ik me dat ik onze ring niet altijd wilde blijven dragen. Ik bedacht me dat ik met mijn ring om mezelf bezet hield, dat ik dan nog niet echt verder kon. Maar wat ik nog veel belangrijker vond, ik vond het jammer dat ik alleen mijn éigen ring droeg en dat die van Aart ergens lag te verstoffen in een hoekje. Nou ja…in een doosje, met van die roze watjes.
Ik wilde er iets mee doen, met die twee ringen die zo perfect in elkaar passen, met wat die ringen eigenlijk symboliseren.
Ik ging tekeningen maken en praten met een goudsmit. Het enige wat er op zat was om de twee ringen om te smelten naar iets nieuws, in mijn tekeningen zag hij niets. Met buikpijn kwam ik daar vandaan, dat klompje goud die die ringen vertegenwoordigen interesseert me werkelijk niets realiseerde ik me al snel, ik wil ze juist bewaren zoals ze zijn. Maar niet aan mijn vinger…

Het eerste ontwerp

Het eerste ontwerp

Ik liet het een tijdje rusten, de ring bleef aan mijn vinger maar in mijn gedachten bleef ik er aan denken. Ik zocht op internet maar nergens zag ik ideeën die me konden bekoren. Ik tekende een nieuw ontwerp en kreeg een naam van een edelsmid die onder andere herinneringssierraden maakt.

Mijn tweede ontwerp

Mijn tweede ontwerp

Ik maakte een afspraak en werd enthousiast, de ontwerpster wilde heel graag met mij samenwerken om er iets moois van te maken. Er gingen heel wat mails over en weer met ideeën, schetsjes en nog meer ideeën. Ik bedacht dingen die niet konden, dingen die ik uiteindelijk toch niet wilde en maakte allerlei wilde plannen. De edelsmid bleef haar best doen om alles wat ik bedacht bij elkaar te kunnen stoppen in een uitvoerbaar ontwerp. Een paar weken geleden was ik weer bij haar om de laatste puntjes op de i te zetten en om zelf de andere voorkant te voorzien van een illustratie die vervolgens met de hand in het zilver gegraveerd zou gaan worden.

En vandaag was het zo ver, ik mocht het sierraad op komen halen. Het is zó mooi geworden, zo van mij ook. Het heeft alles wat ik wil. Het heeft een kant waarbij de ringen te zien zijn met in het midden een steentje dat staat voor Lucas. Deze ringen en dat steentje staan voor ons gezin. Op de andere kant is het schroefje te zien waarmee de hanger open kan zodat ik altijd de ringen er uit kan halen als ik dat wil. Om ze te bekijken, om ze nog eens aan te doen, om ze misschien ooit aan Lucas te geven of wat ik er ook voor bedenk. Op deze kant staat de boom die ik zelf getekend heb. Een boom, zoals er ook een boom op het geboortekaartje van Lucas stond en op de rouwkaart van Aart. Zo’n boom maar dan toch weer anders. Omdat een boom voor leven staat en omdat ik van bomen houd.

En zo is het geworden!

Collier kant 1

Collier kant 1


Collier kant 2

Collier kant 2

Liefde gemengd met druppeltjes verdriet

Ik zit in de auto en rijd van mijn huis naar mijn huis. Of nou ja rijdt, ik zou lopend waarschijnlijk sneller zijn want ik sta weer eens hopeloos in de file. Een mooi moment om mijn gedachten de vrije loop te laten. Ik mijmer over waar ik nu sta in mijn leven. In de file ja. Maar ook op een punt waar ik twee jaar geleden nooit van had kunnen denken dat ik daar zou zijn, wat ik drie jaar geleden nooit van mijn levensdagen had kunnen bedenken. Mijn leven is vierdubbel over de kop gegaan in de achtbaan en nu is het ineens weer soort van normaal, voor zover leven met mij überhaupt ooit normaal wordt. Drie jaar geleden was ik nog niet zwanger van Lucas, genoten Aart en ik van het leven samen. Genoten we na van de prachtige treinreis van een maand die we gemaakt hadden door Zuid-Oost Europa en maakten we plannen voor nieuwe reizen. En plannen voor een kind.

Twee jaar geleden, mei van het jaar 2013 was alles al groots en meeslepend anders. Aart was ziek geworden en weer bijna beter, ik was ziek geworden en te vroeg bevallen, Lucas was geboren en samen maakten we plannen om met ons gezin te gaan genieten. Eerst maar eens op Terschelling zeiden we tegen elkaar, gewoon genieten van een stukje fietsen. Wijs geworden door alle gebeurtenissen hadden we geleerd om klein te denken. Maar niet klein genoeg bleek een week later toen ik Aart opeens daar zo aantrof aan zijn bureau, al het leven al weggevloeid, mijn Aart al niet meer daar toen ik hem vond.

Het jaar wat daar op volgde was een jaar waar ik me nauwelijks nog wat van herinner. Ik weet nog dat ik intens verdrietig was, ik weet nog dat ik verschrikkelijk moe was. Dat Lucas het enige was dat me er toe kon bewegen om uit bed te komen, hoewel ik me heus soms wel eens omdraaide en de deken over mijn hoofd trok om nog even vijf minuten… Maar ook dat ik er rotsvast van overtuigd was dat het allemaal weer beter zou worden, dat die mist ooit weer op zou trekken en dat ik, ja ik, die oh zo ongelukkig getroffen weduwe, weer gelukkig zou worden. Het moest gewoon, het moest voor Lucas en misschien ook wel voor mezelf.
En het gebeurde, toen het jaar rond was, alle eerste keren zonder Aart geweest, trok de mist steeds verder op. Ik kreeg het gevoel dat mijn toekomst wel weer kleur zou hebben, ingekleurd door Lucas, ja dat leek me wel wat en misschien, ooit in de verre toekomst over een jaar of tien met een nieuwe vent. Want ja, ik had eigenlijk best wel zin om te zoenen.

En toen, toen struikelde ik ineens over een man tijdens een vakantie, om te zoenen, een weduwnaar nog wel. Eentje die me in het afgelopen jaar heel dierbaar werd. En met die liefde trok de mist steeds verder op, kwam de rouw meer in rust en het gat in mijn hart lekte niet meer alleen verdriet, maar ook liefde. Heel veel liefde. Liefde gemengd met druppeltjes verdriet.
Mijn dreumes werd een peuter, de winter maakte weer plaats voor Lente en toen was er ineens dat moment daar. Wij wilden niet meer langer heen en weer pendelen tussen twee steden, steeds maar twee kinderen heen en weer slepen, steeds maar dagen met elkaar missen en onduidelijkheid. Dat was het moment dat we besloten echt samen te willen leven.

En daar op dat punt in mijn leven ben ik nu. Samen met een schat en twee lieve kinderen bouwen wij voorzichtig de staanders voor een nieuw gezin. En dat is nou het gekke…het voelt zo gewoon. Gewoon alsof dit al jaren zo is, alsof dit gezin is zoals het bedoeld was. En daarmee is het soms net alsof onze hele voorgeschiedenis een beetje wordt weggevaagd. Want als ik er niet bij nadenk, dan ben ik gewoon bezig met de was, de bergen en bergen strijkgoed die een relatie met een man die overhemden draagt en een meisje dat jurkjes draagt met zich mee brengt. Dan maak ik me druk over wat we die avond gaan eten en de boodschappen. Dan leef ik gewoon mijn leven alsof het altijd zo is geweest. Zo…raar!

Het is heerlijk, het is heerlijk om weer te kunnen ademen, om rond te fietsen en de bloemen te kunnen zien en er gewoon ongecompliceerd blij van te worden. Maar het is soms ook zó, zó ontzettend raar dat ik nu gewoon rondfiets met een bakfiets met twee kinderen er in. Zo…gewoon.

Verstoffen

Lieve Aart,

Het is alweer een hele tijd geleden dat ik hier schreef. Het is niet dat ik niet meer aan je denk hoor, je komt eigenlijk dagelijks wel voorbij, maar de urgentie is van mijn gedachten af, je dooie jij begint langzamerhand net zo veel bij mijn leven te horen als je levende jij dat deed. En het vervelende van dood is dat er niets nieuws meer bij komt, dus verzand het in de tijd en liggen de herinneringen aan jou soms een beetje te verstoffen. Want ik heb het momenteel heel druk met leven, zo druk dat ik soms geen tijd heb om je te vertellen wat ik je had willen vertellen. Alsof je een goede vriend bent die aan de zijlijn staat en meekijkt naar mijn leven. Alsof ik doormiddel van dit schrijven toch een beetje met je kan praten. Met de jou die in mijn gedachten leeft, stoffig maar niet weggestopt. Nee dat niet hoor.

Als ik met je kon praten zou ik je vertellen dat Lucas, onze zoon, alweer twee is. Dat hij de eigenwijsheid van zijn vader heeft en de ondernemendheid van zijn moeder, dat hij praat als Brugman, hoewel ik die nooit heb gekend en dat hij genoot van alle cadeautjes op zijn verjaardag. Dan zou ik je vertellen dat hij tegenwoordig zelf zijn tandpasta op zijn tandenborstel wil doen en dat hij een mening heeft over welke schoenen hij aan wil. Dan zou ik je aan het lachen maken door te vertellen dat hij graag danst met een dansrok aan en dat hij het lopen op rode glitterhakjes niet schuwt, maar dat hij ook vroemmm vroeemmmm doet met de auto’s en de planten ‘drinken’ geeft terwijl hij het geluid van lopend water probeert na te doen. Dan zou ik je vertellen hoe trots ik op hem ben omdat hij zo goed praat, omdat hij torens kan bouwen van wel vijf blokjes terwijl hij er maar drie hoeft en omdat hij alles onderzoekt. Ik zou je vertellen dat ik denk dat hij linkshandig is net als je middelste zoon en we zouden samen opscheppen naar elkaar hoe knap hij wel niet is.

Ik zou je vertellen dat ik pas nog op vakantie ben geweest met mijn nieuwe lief, zonder jou. En dat dat gek was, dat jij daar niet was, dat we niet samen deden wat we altijd deden op vakantie, zo vanzelfsprekend. Wat een vreemde gedachte is want zelfs als jij er wel was geweest hadden we niet kunnen doen wat we normaal deden omdat er nu een kind is. Maar dat was het grootste deel van ons leven samen niet het geval. In mijn herinneringen ben je nauwelijks papa, die kans heb je ook niet gehad, maar in die tien weken was je wel de papa die ik had gewenst voor mijn zoon, zo trots en liefdevol. Dus had ik  vakantie met mijn nieuwe lief en twee kinderen zoals wij dat ooit van plan waren te gaan doen, maar nooit hebben gedaan. ‘T was een heerlijke vakantie.

Ik zou je vertellen dat de zon weer straalt in mijn leven, dat ik gelukkig aan het worden ben. Dat ik nog steeds verdrietig ben, zo af en toe als het me ineens naar de keel grijpt, maar dat ik naar de toekomst kijk met een glimlach op mijn gezicht. En dat het raar is dat aan jou te vertellen, jij die altijd mijn grote liefde was. Dat ik nu dus gelukkig ben zonder jou. Maar dat het ook fijn zou zijn als ik je dat kon vertellen, dat ik kon zeggen: kijk Aart, ik ben echt die sterkte vrouw die jij zag in het ziekenhuis en daarna, waarvan jij de tranen droogde toen ik huilend zei dat ik zo bang was je kwijt te raken en waartegen je zei: ‘je bent een goede moeder en een sterke vrouw, ook zonder mij ga jij het redden.’ Kijk Aart, je had gelijk, het is gelukt, bijna twee jaar later en ik sta nog steeds had ik je willen zeggen.

En ik zou je willen vertellen over mijn nieuwe lief, dat hij zo zorgzaam is en dat hij zo’n leuke nieuwe papa is voor Lucas, papa de tweede hoor, no worries. Maar wel een hele goeie lieve papa, ik weet zeker dat jij niet beter gewenst zou hebben voor mij en voor je zoon. Als je op een wolkje zou zitten en naar beneden zou kijken zou je tevreden knikken en zeggen: ‘ik zei toch al dat jij een vent van je eigen leeftijd moest zoeken?’, want dat zei je echt.

En ik zou je vertellen dat Lucas je ‘papa Aardbei’ noemt en dan steeds lachend ‘nee togggg’ er achteraan roept, je zou heel hard lachen en trots zijn, heel trots omdat je zoon van twee een woordgrapje maakt. ‘Aartje naar zijn vaartje’ zou je denk ik zeggen en nog harder lachen. Ja we zouden lachen samen. Hoewel je eigenlijk niet zo van grappen over je naam hield.

Jammer dat ik moet doen alsof. Dat ik een brief schrijf aan het luchtledige, een brief aan mijn bestaan zonder jou.  Stoffig is niet vergeten Aart maar je kent mijn huishoudvaardigheden, het is wel behoorlijk stoffig.

Liefs,

Wendel

Niet mijn tranen

Soms lopen twee verdrieten door elkaar, soms lopen twee verdrieten uit elkaar. Soms vinden we elkaar, soms zijn we alleen met onze tranen.
Dit weekend vierden we de verjaardag van een lief mooi klein meisje en haar lieve grote papa, allebei een jaartje ouder en reden voor een mooi feest. Ik bakte taart, deed boodschappen, hij deed boodschappen, ik deed nog een keer boodschappen, we bestelden nog meer taart, we maakten ruimte voor het feest. We zongen, we gaven cadeautjes, we vierden feest.

Maar toch, toch was het niet alleen maar feest, zoals niets dat ooit nog is. “Ik was verdrietig toen jij gisterenavond weg was” zei hij. Ik wist dat hij niet verdrietig was omdat ik weg was, maar juist omdat ik weg was verdrietig had kunnen zijn. En toen hij na het ophalen van de taart met rode oogjes terug kwam zei ik: “Ben je naar de begraafplaats geweest?”, “ja” zei hij, “dat klopt”. “Je hebt rode ogen” was mijn antwoord. Hij moest een beetje lachen en zei: “dus je wist het al”.

Ja ik wist het al, mijn weduwnaar, liefhebbende papa, hij was verdrietig omdat zijn dochter zonder mama moet. Omdat ze er weer niet bij kon zijn, omdat ze weer hun verjaardagen moesten vieren zonder haar. Ik voel tranen branden want hoe goed begrijp ik het verdriet. Mijn lieve zoon die zonder zijn papa moet. Zijn dochter zonder moeder. Zijn vader die er nooit zal zijn. Net als haar moeder. Niet als hij voor het eerst naar school gaat, niet bij het behalen van zijn zwemdiploma en op geen enkele verjaardag. Nooit meer liefhebbende papa, nooit meer mijn liefhebbende man. Nooit meer liefhebbende mama, nooit meer zijn liefhebbende vrouw.

Maar ik voel ook een knoop in mijn maag als ik mijn lieve vent zo zie, zo met twee rode ogen, zo verdrietig. Voor mijn neus maar ook zo ver bij mij vandaan op dat moment. Dan wil ik hem knuffelen en hem naar me toe halen en dat doe ik dan ook maar echt helpen doet het niet. Want zijn verdriet blijft zijn verdriet en misschien ook dat van zijn lieve mooie meid. Maar het mijne wordt het nooit echt. Ik kende haar niet en heb vooral verdriet om de mensen om haar heen die mij steeds dierbaarder worden. Doorweven met mijn eigen strengetjes van verdriet om hetzelfde onderwerp maar nooit echt míjn verdriet.

Eenzaam voel ik me op zulke momenten, een buitenstaander en soms zelfs een beetje indringer. Omdat het verdriet zo teer is, zo rauw is en zo, zo alleen. Omdat ik haar niet ben en nooit kan zijn. Ook niet wil zijn. Alsof ik haar verdring door op haar plek te zijn, op haar plek in het bed, op haar plek aan de tafel, op haar plek naast haar man en naast haar lieve mooie dochter. Alsof ik, door er niet te zijn, zou kunnen voorkomen dat dat zo is. Alsof ik zo het verdriet zou kunnen voorkomen. En ik zou niets liever willen dan dat voorkomen want mijn hart doet zeer bij het zien van zijn grote verdriet. Maar ik weet ook, als geen ander, dat juist het bemannen van de lege plekken het zeer verzacht en pijn bekoeld.

Zo bitterzoet, een weduwnaar aan mijn zijde, eentje die alles van mij begrijpt en toch ook weer niet. Met wie ik alles kan delen en toch ook weer niet. Weduwe zijn blijft ook altijd een eenzaam verdriet.
Zijn worsteling is net zo goed de mijne als andersom. Hoe graag ik ook zou willen, hoe graag ik ook met een grote gum hun verdriet zou willen uitvlakken, het blijft altijd, en is nu ook onderdeel van mijn leven. Voor altijd samen en alleen verdrietig. Maar ook gelukkig samen en niet meer alleen.

Kerstboom

IMG_6370

Kerst 2013, ik besluit dat ik een project nodig heb, iets om kerst een andere wending te geven. Geen gemopper omdat ik in mijn eentje een boompje naar huis moet zien te slepen, of omdat ik in mijn eentje alle kerstversiering uit moet pakken. Geen getreur om het alleen versieren van de boom, geen tranen die vallen tegelijk met duizenden prikkende naalden. Ik koop een bosje latten, mep ze in elkaar, schilder er een boom op, timmer er flink wat spijkers in en voilà, klaar is mijn nieuwe boom.
Kerst 2014, inmiddels is mijn leven flink veranderd, ik ben niet meer zo alleen alleen, een nieuwe liefde wacht op mij aan mijn horizon, maar toch moet ik in mijn eentje die boom weer doen, hij woont ietwat ver weg. Ik pak mijn alternatieve kerstboom van het vorige jaar, zet hem op een veilige Lucashoogte en tuig hem op, licht weemoedig laat ik de ballen en andere versierselen die Aart en ik samen hebben uitgezocht door mijn handen gaan en tevreden hang ik ze weer aan de spijkertjes van mijn boom.
Maar ja, mijn leven is veranderd, nu is er een andere vent, een vent met wie ik samen een kerstboom kan opzetten. Zo geschiedde het dat het door mij zorgvuldig vermeden evenement, het opzetten van de kerstboom (dus geen platte lattenboom zoals ik zelf thuis heb) toch plaatsvind. Het in elkaar zetten van de kunstige boom gaat nog wat schamper lacherig, Aart zou echt werkelijk waar nooit zo’n plastic geval hebben willen hebben. Maar ik moet toegeven het is een mooi geval, hij lijkt best echt, hij is alleen ietwat keurig. Als de boom eenmaal staat volgt de ledverlichting ietwat nukkig, stomme ledverlichting, echte kaarsjes, dat is wat ik mis.
Daarna gaan de dozen vol ballen en andere versiering open, de versiering van een ander gezin, liefdevol bij elkaar gespaard door twee mensen waarvan er eentje nu, inmiddels meer dan een jaar, dood is. De ander is nu mijn lief. Net als ik die ander voor hem ben, die ene van twee waarvan het ene lief overleed. Zo is het gewoon.
Ik mopper wat over het stomme lint dat in de boom gehangen wordt, ik laat hier en daar wat ballen liggen die ik eerlijk gezegd zelf liever niet in mijn boom zou willen hebben. Ik kijk nukkig, ik word steeds stiller en stuurser. Stomme kerstboom, stom rotding, stomme rottige kerstballen, stom rottig kerstgevoel. Op de vraag waarom in zo stil ben weet ik nog geen antwoord maar even later komt het: tranen met tuiten. Ik wilde helemaal geen kerstboom versieren, ik wilde niet denken aan al die keren dat Aart en ik dat ding samen gingen optuigen. En de kerstboom opzetten op de sterfdag van mijn liefs andere lief is ook al niet erg bevorderlijk voor het vrolijke gevoel wat er wat mij betreft bij zou moeten horen. Rotkerst.
Het kerstgevoel is wat dat betreft helemaal compleet als we later die dag naar het tuincentrum gaan om een klein kerstboompje voor op haar graf te kopen. Niet dat ik dat zo erg vind, ik zoek er met liefde eentje uit. Maar als ik later even alleen ben tussen de kerstballen zijn ze er weer, die tranen en die herinneringen. Herinneringen aan al die keren dat Aart en ik samen door het tuincentrum draalden, op zoek naar die ene nieuwe kerstversiering voor in de boom. We kwamen ooit thuis met een pauw en twee vogels, met een moderne engel die trompet blaast en ook een keer met een roze op en schotel en een roze theepot aan lintjes die volgens Aart écht een plekje in de kerstboom verdienden. Ik denk aan die traditie en aan kerst 2012, onze laatste kerst samen, in het ziekenhuis, met voor het laatst een echt kerstboompje, piepklein en door mij versierd en meegenomen, staande op het ziekenhuistafeltje. Ik kruip even weg in de armen van mijn nieuwe lief, hij zoent mijn tranen weg.
Ik vierde kerst dit jaar met een hele nieuwe familie, ik vierde kerst met een lief die ook zijn lief miste, juist ook met kerst. Ik voel me rijk, zo veel mensen om me heen, nieuwe lieve mensen, een nieuwe liefde. Maar ergens op de achtergrond voel ik me met kerst ook gewoon schraal en eenzaam, verdrietig en leeg. Kerst is niet meer zoals kerst vroeger was, warm en onschuldig.
Gelukkig is er nu tijd en ruimte voor nieuwe tradities, we kochten samen met de kinderen versiering voor in de boom, ieder eentje. Volgend jaar doen we dat weer, net zo lang tot de boom kleurrijk uit zijn voegen barst. We maken samen nieuwe herinneringen, de oude niet verloochenend maar koesterend bij het nieuw geluk. Want wat hebben we een geluk dat we gewoon twee keer de liefde mogen vinden en twee keer gelukkig mogen zijn.

Nu is het de hoogste tijd om de kerstboom weer op te ruimen. Onder luid gemopper uiteraard want niets vind ik vervelender dan dat. Dag boom, dag kerst, tot volgend jaar, op naar vele mooie nieuwe herinneringen.

Papieren stem

Stel je eens voor dat je stom bent. Dan bedoel ik niet een idioot die rare dingen doet of iemand die gewoon algeheel niet aardig is maar stom stom, van niet kunnen praten stom. Ik heb nog nooit iemand ontmoet die niet kon praten maar ze moeten toch wel bestaan. Mensen die geen stem hebben, of die niets kunnen horen en dus niet weten dat ze een stem hebben. Het moet een vreemde wereld zijn als je wel begrijpt wat er gezegd wordt maar niet mee kunt doen.

Afgelopen donderdag heeft dokter Bob heel liefdevol in mijn stembanden zitten knippen en vervolgens een groot bord boven mijn bed laten hangen dat ik een spreekverbod had voor tweeeneenhalve dag. Vervolgens kwam de beste man ook nog twee keer gezellig een babbeltje maken, nou gezellig eenzijdig in dit geval dus. Mijn eerste kennismaking met niet mogen/kunnen praten (ik weet niet of ik het kon want ik mocht het niet). Volgens mij genoot hij er van.
Ik bleek gelukkig aardig goed te zijn in niet praten, of nou ja laat ik het zo zeggen, niet praten met mijn stem. Met mijn gebaren, gezicht, of nou ja eigenlijk met mijn hele lichaam, kon ik een heleboel duidelijk maken. Met behulp van de babygebaren die ik Lucas probeer te leren kwam ik op de uitslaapkamer een heel eind. Ik moest heel nodig plassen dus ik wees gewoon naar beneden en gebaarde een straaltje. Binnen no time stond er een zuster naast me met een po, oh jippie een po. Ik wilde nog zeggen dat ik het wel even op zou houden en dat ik liever niet op de po ging, of liever gezegd, dat ik niet zo’n zin had in een zeiknatte kont en met veel moeite liggend een straaltje zeik er uit te persen, maar ik wist niet zo goed hoe ik dát dan in gebaren moest uitdrukken. Dus hees ik mezelf, net wakker uit de narcose en met een infuus op een onmogelijke plaats aan de binnenkant van mijn hand, omhoog op de ondersteek en deed mijn zogezegde kleine boodschap. “nou dat was wel nodig mevrouw’ zei de zuster toen ze ‘m een kwartier later onder mijn inmiddels van een po-afdruk voorziene billen vandaan trok. Ik knikte maar van ja, want het gebaar voor ach lazer toch op kende ik nog niet. Oh en dat ik zelf mijn broekje wel weer aan kon doen zeker, eh ja dacht ik bij mezelf, maar eh…mag ik geen papiertje om de boel eerst eens even fatsoenlijk droog te deppen of doet men dat niet op uitslaapkamers?
Toen er later iemand kwam melden dat ik me toch al wel heel goed aan mijn spreekverbod hield had ik bijna de neiging om haar eens goed…nou ja om haar te kelen want praten mocht ik niet. Maar ja dat staat zo slordig.

Gelukkig mocht ik na het tweede praatje van dokter Bob naar huis, goddank, eindelijk naar huis waar ik gewoon begrepen werd. Nou dat was een deceptie, niemand snapte er ook maar ene jota van. De enige die net deed of er niets aan de hand was, was Lucas, die gebaarde vrolijk terug en maakte van de gelegenheid dankbaar gebruik om eens even wat kattenkwaad uit te halen.
De rest van het weekend bracht ik door terwijl ik verwoed krabbelde op een blocknootje of, zo af en toe als de batterij niet leeg was, typte op mijn Iphone. Hoe doen mensen dat die écht stom zijn? Zo kan een mens toch niet communiceren? Ongeveer 9/10e van de mensheid begrijpt de gebaren niet en de andere 1/10 van de mensheid kwam ik blijkbaar gewoon niet tegen. En probeer maar eens een discussie te voeren met iemand op papier. En dat diegene dan zelf gewoon kan praten, ook gewoon niet eerlijk, en dat die je dan niet uit laat eh…schrijven. En dat je dan vervolgens mokkend in een hoekje probeert alsnog je punt te maken en dat diegene het dan niet kan lezen omdat je in je frustratie even vergeten was dat je handschrift over het algemeen al vrij onleesbaar is, maar met een vleugje emoties erbij overgaat tot spijkerschrift. En dat je dan bij jezelf denkt “AAAAARGH”, maar dat je niet mag gillen.

Oh ja en probeer maar eens om dan na 3 dagen of zoiets weer te gaan praten, met mate, terwijl je eigenlijk zo veel te vertellen hebt van al die langzame uren dat dat niet mocht. En dat je stem dan klinkt alsof hij door de pastamachine is geweest en ook een octaafje hoger of zoiets. En probeer je dan eens voor te stellen dat je naar je koor gaat wat je niet missen kunt en dat je daar dan aan de kant een beetje mag zitten luisteren en kou mag lijden maar niet mee mag doen, als een muurbloempje aan de kant gezet. En dat je dan gezellig na gaat borrelen, oké oké, ik geef toe dat ik chocolademelk dronk en dat je dan niet mee kan praten behalve als het helemaal stil is, maar ja dat was het bijna niet. En dat je dan áls je eindelijk geluid heb weten te produceren wat op praten lijkt ook nog een sssshhht naar je hoofd krijgt, omdat je niet mag praten.

En dat je dan thuis komt en het is helemaal stil

en dat dan je Whatsapp het niet doet.

HET LEVEN IS NIET EERLIJK!